Op 15 december 2020 heeft RVO de bedrijven die de Aanvullende Gegevens Landbouwbedrijven (hierna: AGL) hierover aangeschreven.  Conform de AGL moet een bedrijf voor 1 februari (2021) de mestvoorraad op 31 december van het vorige jaar (2020) doorgeven. Dit is niet anders dan andere jaren. Bij een controle over het kalenderjaar 2020 wordt gekeken naar de voorraad van de AGL 2019 als de beginvoorraad dierlijke mest en de voorraad van de AGL 2020 als de eindvoorraad dierlijke mest. De hoeveelheid mest die aanwezig is moet worden vastgesteld en de gehalten in de mest worden bepaald.

Artikel 94, tweede lid van de Uitvoeringsregeling Msw (hierna: Urm) stelt dat: het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op een bedrijf opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen  wordt bepaald op basis van de best beschikbare gegevens. Maar wat zijn nu die best beschikbare gegevens?  De memorie van toelichting behorende bij  artikel 94, tweede lid, zegt hierover: ‘De best beschikbare gegevens zouden verkregen worden door de gehele voorraad te bemonsteren en analyseren op dezelfde manier als bij aan- en afvoer van de mest zou plaatsvinden. Indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, kan gebruik gemaakt worden van berekening van het gemiddelde stikstof- en fosfaatgehalte aan de hand van de stikstof-, en fosfaatgehalten die eerder bepaald zijn aan de hand van bemonstering en analyse van de in het desbetreffende jaar van het bedrijf afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen. Als laatste zou, indien geen afvoer heeft plaatsgevonden, gebruik gemaakt kunnen worden van het bij de desbetreffende diersoort en diercategorie behorende forfaitaire stikstof-, onderscheidenlijk fosfaatgehalte.’

Kortweg gesteld, wanneer geen sprake is van bijzondere omstandigheden dan kunnen de gewogen gemiddelde gehalten in de mest die is afgevoerd van het bedrijf en daarbij is bemonsterd en geanalyseerd kunnen worden gezien als de best beschikbare gegevens. Is geen mest afgevoerd of is geen mest afgevoerd die is bemonsterd en geanalyseerd, dan kunnen de forfaitaire gehalten worden gebruikt.

Maar wat nu als een bedrijf in het ene jaar wel mest heeft afgevoerd die is geanalyseerd en het andere jaar niet? Hoe gaat RVO dan – bij een controle over het jaar 2020 – om met de best beschikbare gegevens? Onderstaande Tabel geeft aan hoe RVO hier mee omgaat.

De eerste twee kolommen in beschrijven de best beschikbare gegevens die conform de AGL beschikbaar zijn voor de vaststelling van de begin- en eindvoorraad van het jaar dat wordt gecontroleerd. De derde kolom maakt duidelijk hoe RVO bij een controle met deze gegevens omgaat en dus of voor het controlejaar bedrijfsspecifieke gegevens of forfaitaire gegevens worden gebruikt.

In de vierde kolom is te zien op basis van welke gegevens de begin-  en eindvoorraad worden vastgesteld. In de laatste kolom is vervolgens specifieker zichtbaar in welke gevallen RVO bij een controle over jaar afwijkt van de gegevens die eerder, conform de AGL, door een veehouder zijn ingediend. Uit deze kolom blijkt dat de beginvoorraad of de eindvoorraad waarmee RVO rekent dus af kan wijken van hetgeen door betrokkene op basis van artikel 94 Urm is doorgegeven.

Wanneer u binnenkort de AGL in gaat vullen is het goed tenminste kennis te hebben van de hier door RVO gehanteerde werkwijze.